Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet op het primair onderwijs

 

Artikel 124 Overdracht van bekostiging personeelskosten aan speciale scholen voor basisonderwijs
1
Indien op de overeenkomstig artikel 20, eerste lid onder d, vastgestelde peildatum het aantal leerlingen van de speciale scholen voor basisonderwijs in een samenwerkingsverband meer bedraagt dan het aantal leerlingen van die scholen op 1 oktober daaraan voorafgaand, draagt het bevoegd gezag van alle scholen in het verband dan wel, indien verschillende bevoegde gezagsorganen samenwerken in het verband, het bestuur van de centrale dienst voor het verschil per leerling een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag over aan de speciale scholen voor basisonderwijs, welk bedrag wordt verhoogd met een bedrag dat wordt vermenigvuldigd met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van leraren van speciale scholen voor basisonderwijs.
2
Indien op de overeenkomstig artikel 20, eerste lid onder d, vastgestelde peildatum het aantal leerlingen van de speciale scholen voor basisonderwijs in een samenwerkingsverband meer bedraagt dan 2% van het aantal leerlingen van het samenwerkingsverband op 1 oktober daaraan voorafgaand, draagt het bevoegd gezag van alle scholen in het verband dan wel, indien verschillende bevoegde gezagsorganen samenwerken in het verband, het bestuur van de centrale dienst voor elke leerling van een speciale school voor basisonderwijs boven voornoemde 2% per leerling een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag over aan de speciale scholen voor basisonderwijs, welk bedrag wordt verhoogd met een bedrag dat afhankelijk is van de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van leraren van speciale scholen voor basisonderwijs.
3
Bij de vaststelling ingevolge het eerste en tweede lid van het aantal leerlingen van de speciale scholen voor basisonderwijs in een samenwerkingsverband op de overeenkomstig artikel 20, eerste lid onder d, vastgestelde peildatum, worden leerlingen voor wie op grond van artikel 125 al een overdracht plaatsvindt vanuit een ander samenwerkingsverband buiten beschouwing gelaten. De uitkomst van de berekening van 2% van het aantal leerlingen van het samenwerkingsverband op grond van het tweede lid wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.
4
Het aantal leerlingen van een speciale school voor basisonderwijs die deelneemt aan meer dan één samenwerkingsverband wordt bij het bepalen van het in het eerste en tweede lid bedoelde aantal leerlingen van de speciale scholen in elk samenwerkingsverband en het in het tweede lid bedoelde aantal leerlingen van elk samenwerkingsverband aan de desbetreffende verbanden toegerekend naar rato van het aantal basisschoolleerlingen van elk verband op 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het jaar waarover de bekostiging plaatsvindt. Van de toepassing van de eerste volzin op de in het eerste en tweede lid bedoelde overdrachten wordt afgeweken indien de bevoegde gezagsorganen van alle scholen in de betrokken samenwerkingsverbanden daarmee schriftelijk instemmen.
5
De overdracht op grond van het eerste en tweede lid heeft betrekking op het schooljaar dat volgt op de in het eerste onderscheidenlijk tweede lid bedoelde peildatum.
6
Het aandeel van de onderscheiden basisscholen in de overdrachtsverplichtingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt bepaald overeenkomstig de regeling die daarvoor op grond van artikel 20, eerste lid onder e, in het reglement van het samenwerkingsverband is opgenomen.
7
Indien de in artikel 132, eerste lid, bedoelde bekostiging niet voldoende is om daaruit de verplichtingen, bedoeld in dit artikel na te komen, dragen de bevoegde gezagsorganen van de gezamenlijke basisscholen in het samenwerkingsverband de ontbrekende bekostiging over aan het bestuur van de centrale dienst van het verband. Het aandeel van de onderscheiden basisscholen in de overdrachtsverplichting, bedoeld in de eerste volzin, wordt bepaald overeenkomstig de regeling die daarvoor op grond van artikel 20, eerste lid onder e, in het reglement van het samenwerkingsverband is opgenomen.
8
Het bedrag per leerling, bedoeld in het eerste en het tweede lid, en het vermenigvuldigingsbedrag van de verhoging, bedoeld in het eerste en het tweede lid, zijn de uitkomst van een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen hoeveelheid formatie per leerling, vermenigvuldigd met een bedrag. Bij de vaststelling van de bedragen wordt in ieder geval rekening gehouden met de ontwikkeling van de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd en de genormeerde gemiddelde personeelslast van leraren van speciale scholen voor basisonderwijs.
9
In afwijking van het eerste en het tweede lid kan het samenwerkingsverband besluiten dat in plaats van met de landelijk gewogen leeftijd, wordt vermenigvuldigd met de gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van de desbetreffende speciale school voor basisonderwijs.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •